Een nieuw drieluik in de collectie Bloedkoninginnen, deze keer over Johanna van Bourgondië

1293, in het kasteel van Montbard is een edelvrouw aan het bevallen: het is Agnes van Frankrijk, de dochter van Lodewijk de Heilige. Tot grote wanhoop van haar echtgenoot, hertog Robert II, is het weer een dochter, de derde al. Het ene been van het kind is bovendien korter dan het andere, er wordt al gefluisterd dat de kleine Johanna het brandmerk van de duivel draagt en dat God kwaad is.

Een paar jaar later, aan het begin van de XIVe eeuw, is Frankrijk nog steeds de staat met het meeste geld, de meeste inwoners en het meeste roem in heel Europa. Filips de Schone bestuurt het land met ijzeren hand. Maar het lot is hem niet gunstig gezind: de trotse kroon bijt in het zand en moet door het stof.

Het instrument van deze ondergang: Johanna, prinses en kleindochter van Lodewijk de Heilige, geboren op de treden van de troon. Ze staat ver van de geheimen van de macht, maar stap voor stap komt ze dichter bij de kroon, want hogere machten waken over haar. Zij die later 'de lamme, machtige en boosaardige koningin' genoemd zal worden, zal voor niets terugdeinzen om de troon te bestijgen...